Zolang ik me kan herinneren heeft de vraag; ‘hoe kan ik de gebouwde wereld verbeteren’, een rol gespeeld. Als kind, beïnvloed door reizen met mijn ouders naar Florence en Rome, vond ik al dat de gebouwen om mij heen veel beter en mooier konden zijn. Daarom heb ik gekozen voor het vak van architect. Ik had de overtuiging dat ik zo een bijdrage kon leveren aan het verbeteren van de gebouwde omgeving.
Toen ik eenmaal als architect ging werken kwam ik erachter dat je als architect eigenlijk maar een zeer beperkte invloed hebt. Je zit aan het einde van het proces waar je gevraagd wordt een vastgesteld programma van eisen uit te werken tot een technisch product met een esthetisch jasje. Dat deed tekort aan mijn overtuiging dat architectuur meer is. Ik wist dat een investering van miljoenen niet gedaan kan worden zonder dat goed is nagedacht over de toegevoegde waarde van die investering. Daarom heb ik de overstap gemaakt naar de business consulting om te leren denken vanuit het perspectief van de CEO. Hier heb ik geleerd dat ontwerp strategieën moeten voortkomen uit strategische bedrijfsdoelen en dat dit ook leidt tot verbetering van bedrijfsprocessen en organisatie.
Mijn overtuiging dat juist de samenhang tussen het gebouwontwerp en de bedrijfsvoering leidt tot het creëren van waarde en innovatie heb ik in praktijk kunnen brengen toen ik nauw betrokken raakte bij het plannen en ontwerpen van ziekenhuisgebouwen. Deze gedachte was in 2001 nog nieuw voor de zorgsector.
Deze gedachte vasthouden bleek een uitdaging. Om deze aanpak verder vorm te geven en in de praktijk te brengen, moest ik de vrijheid hebben om met een eigen team te werken. Daarom heb ik in 2006, samen met mijn partner Guru Manja, CEAN opgericht. Vervolgens heb ik de aanpak en de methode verder ontwikkeld en onderbouwd in mijn proefschrift ‘De toegevoegde waarde van architectuur voor de zorg in ziekenhuizen’(2012).